ik draag de ochtend elke nacht tot haar breekpunt
daar liggen we van bij te komen tot ze oplicht dan nestelt ze zich zwaar op mijn schouder
ze legt een hand op mijn longen en beweegt ze tot zuchten zo
is ze mijn minnares

met haar haal ik de maaltijd zij koopt het brood ik draag het ik draag ook
de schuld voor haar
we doen dit in het verse licht en om ons heen ademt het zwaar
ze legt me op te zwijgen
ze legt me op te luisteren naar de ademhaling van de bomen, ze doet alsof het machines zijn
en ik geloof haar gretig

we lopen vooral over verlaten straten
maar het maakt niet uit want hier kijkt niemand je aan
(soms lijkt het door het spanningsveld van brillenglazen en het licht van wel maar
hier kijkt echt niemand je aan)

ik draag de ochtend en probeer haar voor me te winnen:
ontvang haar, kniel en was haar
tot ze weer steriel is ik prijs haar

ik ben enkel dankbaar

schort op wat ik ooit dacht te kunnen te zijn ik blijf een marge
probeer een gezonde voedingsbodem aan te leggen in mijn schoot
bovenal ben ik haar kantlijn maar

ik ben spaarzaam met de ochtend. voor ze voorbij is vergeef ik haar al
tevergeefs te zijn.

liefje ik weet dat jij ook eenzaam bent maar geloof me het is een leugen
de grenzen zijn waarheden
de publieke ruimtes ook, en hun kruispunt lijkt verrassend veel op eenzaamheid
ik weet het
ik hoor ook de straten hoor ook het claxonneren van de leegte hoor ook de regen de
haastige stap van wie naast je wandelt van wie naast je slaapt hoor ik ook de stiltes maar het is een leugen,
zie je:

het is hier zo vaak zo heel donker
en jouw maan verschilt geen haar van de mijne.